De jaren tachtig zien we de opkomst en doorbraak van de homecomputer. De MSX-computer was de eerste industriestandaard voor homecomputers die onafhankelijk was van de hardwarefabrikant.

Deze werd echter niet algemeen aangenomen, maar wel omarmd door fabrikanten als Philips, Sanyo, Panasonic en Sony. Andere fabrikanten zoals Commodore en Atari kozen voor hun eigen platforms.

Wikipedia: “In 1982 introduceerde ASCII Corporation de MSX-standaard. Tijdens de ontwikkeling gebruikte het team volgens bedenker Kazuhiko Nishi Machines with Software eXchangeability (machines met uitwisselbare software),[2][3] al werd MicroSoft eXtended ook gebruikt.

Het principe was dat MSX-software op iedere computer kon draaien waar het MSX-logo op stond. Dit voor die tijd revolutionaire idee sloeg aan, mede door Microsoft, dat het BIOS, de BASIC en besturingssysteem voor de machines schreef. Grote merken als Philips en Sony brachten meerdere MSX-homecomputers uit. In Amerika en Engeland werd het geen succes; mede daardoor kwam de productie van MSX-computers in 1992 ten einde. Uiteindelijk zijn er wereldwijd ruim vijf miljoen van verkocht.

De eerste MSX1-computers werden in Europa verkocht in 1984. Op dat moment domineerden met name Commodore met de C64 (vanaf eind 1982), en in mindere mate Sinclair met de ZX Spectrum, de markt. MSX bood veel kleur, moderne graphics en een geluidschip die voldeed aan de verwachtingen. Het was echter voor de game-markt geen verbetering ten opzichte van de concurrentie: evenals de C64 kon MSX1 16 kleuren tegelijk weergeven en had het hardwaresprites en 3-kanaals geluid. Veel MSX1-spellen waren zelfs rechtstreeks geconverteerd van de ZX-spectrum en benutten niet de voordelen die MSX1 boven de ZX-spectrum bood, zoals hardwaresprites en meer kleuren. De reden hiervoor was de grote overeenkomst tussen ZX-spectrum en MSX1: zowel de ZX-spectrum als de MSX1 bood een resolutie van 256×192 pixels en gebruikten als CPU de Z80; de Commodore 64 had als resolutie 320×200 pixels (en 160×200) en werkte met een MOS6510. Op de belangrijke (game-)markten Duitsland, VS en Engeland speelde MSX geen rol van betekenis.

Voor realistische geluidseffecten was de aanschaf van een uitbreidingscartridge zoals de Panasoft FM-PAC of de Philips Music Module noodzakelijk. In enkele cartridges van Konami werd de SCC-chip geïntegreerd.

Vanaf 1986 werd er door de MSX-computerproducenten een meer geavanceerde MSX2-computer uitgebracht, die in eerste instantie concurreerde met de Atari ST serie en later met de Commodore Amiga. De Atari ST kwam uit in 1985. Toen MSX2 in 1986 arriveerde had de “16-bits computer” zich dan ook reeds gevestigd als toekomstig fenomeen. De MSX2 standaard, hoe geavanceerd ook, was nog gebaseerd op een 8-bits architectuur en kon zich niet meten met de veel snellere, modernere en met grotere geheugens uitgeruste 16-bits Atari’s en Commodore’s. De meeste van deze MSX2-machines waren uitgerust met een diskettestation. MSX1-systemen konden alleen met behulp van een speciale interface op een cartridge van deze mogelijkheid voorzien worden. In deze cartridge bevond zich ook een ROM-uitbreiding met de zogenaamde BDOS, een BIOS-uitbreiding die niet alleen diskettecommando’s toevoegde aan BASIC, maar ook een opstartsysteem voor een echt diskbesturingssysteem (DOS) dat vanaf een diskette opgestart kon worden. Diskettes aangemaakt met dit MSX-DOS-besturingssysteem hadden bestandscompatibiliteit met MS-DOS en het systeem was zo ontworpen dat er aangepaste CP/M-programma’s op gebruikt konden worden.

In 1988 werd de MSX2+ officieel voor de Japanse markt uitgebracht, maar in Europa en Brazilië kon men een MSX2 ook laten upgraden. Deze machines zijn alleen door Panasonic, Sanyo en Sony gefabriceerd. De MSX2+ bevat minimaal 64kB werkgeheugen, MSX BASIC V3.0, en een vernieuwde Yamaha V9958 videochip met minimaal 128 kB VRAM.

De MSX TurboR kwam als laatste in 1990 op de Japanse markt en is gebaseerd op een aangepaste 16-bit R800 microprocessor ontwikkeld door ASCII. Deze computers zijn uitsluitend door Panasonic gefabriceerd. Het eerste model, de FS-A1ST, werd matig ontvangen. Een verbeterde versie, de FS-A1GT, verkocht mede door de hoge prijs van 99800 yen minder goed dan verwacht. De productie van de TurboR stopte uiteindelijk in 1993.”